terug naar index

naar Hooglanders - 1 Man

naar Hooglanders - 2 Zoon

naar Hooglanders - 3 De koude kant

naar Hooglanders - 4 Schoondochter

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

 

Hooglanders - 5
Kleindochter

“Okee, er zijn nog wel ellendiger tijden geweest dan dit, ik heb mijn portie wel gehad, maar dit is niet vol te houden. Niks, helemaal geen ene kloot kan ik nu doen. Ja, ik kan thuis nadenken wat voor opdrachten ik zou kunnen krijgen wanneer deze ellende achter de rug is. En dan kan ik die ideeën voor opdrachten uitwerken, er ontwerpen bij zoeken, varianten bedenken op wat ik eerder voor klanten gemaakt heb. En het is allemaal voor niks geweest, als er geen klant komt die precies dát gemaakt wil hebben. En als die kutcorona dan achter de rug is, dan kan het nog heel goed zijn, dat andere ontwerpers in stilte plannen hebben uitgewerkt die wél precies voorzien in de functies waar dan toevallig om gevraagd wordt. En dan vis ik weer achter het net..."

Marieke, een vriendin die haar nood klaagt bij Jeanette, werkt in een andere commerciële branche. Zij heeft het nog beroerder dan Jeanette. Ze komen nu vaker bij elkaar over de vloer dan anders. Vroeger zagen ze elkaar tijden niet, terwijl ze zo veel lol konden hebben samen, kletsend over kerels die ze wel heel leuk vonden, maar die, als het erop aankwam, er niks van bakten, en snel weer werden ingewisseld. Jeanette zelf heeft ze in bosjes achter zich aan lopen, en kan erover meepraten, maar eigenlijk taalt ze niet naar jongens. Ze vindt het helemaal prima om nog een tijd lang alleen te blijven. Marieke vertrekt weer. En Jeanette stort zich weer op haar eigen problemen.

Zuchtend en steunend zet ze zich weer aan het werk. Ze verwacht er hoegenaamd niets meer van. Een paar maanden zitten ze alweer in een halve en dan weer eens in een hele lockdown. Ze weet dat ze, als ze de huur van haar atelier opzegt, nooit meer zo’n goed geoutilleerde ruimte voor zo’n prijs zal krijgen, ook al is de economie totaal vastgelopen. Maar het beetje huur dat ze betaalt, verdient ze nog niet terug. Er zijn creaties van haar door gerenommeerde modehuizen in productie genomen, ze heeft een paar mooie jaren gehad. Nu ligt alles stil.

Eén ding wat ze ook nog kan gaan doen, is zelf als model werken. Dat heeft ze vroeger veel gedaan, terwijl ze nog op de kunstacademie zat. Voor de modehuizen, niet met haar eigen ontwerpen natuurlijk. Ook al jaste ze die jurken er in modeshows stiekem tussendoor, met een andere ontwerpersnaam dan haar eigen, om niet door de mand te vallen. Ze moest dan ook weer gaan toneelspelen, verleidelijke poses, spannende blikken opslaan naar de modebazen - de hoer uithangen, kortweg. Terwijl nota bene al die modetycoons zwaar van de verkeerde kant zijn. Misschien maar beter ook. Dominante mannen, ze heeft er zwaar haar bekomst van.

Het is wel verleidelijk. Eerder was het al zo dat ze, wanneer ze het er eens tussendoor deed, de catwalk belopen, zoveel bekijks en applaus kreeg, of zeg maar gewoon, zoveel geile blikken van kerels en potten kreeg. Ze vindt zichzelf ook wel leuk uitzien, maar nou ook weer niet oogverblindend. Het geeft haar het zelfvertrouwen om bij een modeshow heel subtiel te gaan toneelspelen. Dat is gewoon zo veel makkelijker dan eindeloos denken, brainstormen, ontwerpen, tekenen, uitwerken, knippen, naaien, herstellen, bijwerken, de modehuizen aflopen, presentaties in elkaar zetten, doorlopend netwerken, mailen, appen en flemen, slijmen en sjacheren.

Ze kan steeds maar niet loskomen van de twee kwellingen van haar jonge leven: de familie, en de prostitutie. Die twee hoorden bij elkaar. Toen ze twaalf was zat ze al tot haar nek in het textiel. Haar grootvader is een textieltycoon. Tenminste, zo doet hij het voorkomen, alsof hij de baas is van het bedrijf waar hij werkt. Diana, haar moeder, is ook kledingmodel geweest, en heeft altijd zelf kleding gemaakt. Niet verwonderlijk dat Jeanette zelf al op haar twaalfde achter de naaimachine te vinden was. Daarbij kon ze heel mooi tekenen. En wat tekende ze dan vooral? Natuurlijk, Mama en haarzelf in de mooiste kleren. Waarin ze samen met Mama paradeerde langs de weg naar het winkelcentrum, aan het eind van de weg in de stad.

Opa Leo is kind aan huis. Hij sleept tientallen meters katoen aan voor de nijvere bijtjes. Jeanette zat natuurlijk als kind altijd bij Opa op schoot. Ook toen ze veertien was had ze daar geen been in gezien. Ze wist niet anders. Opa was lief. Maar als Diana even de deur uit was, liet hij zijn handen gaan over plekken waar zelfs die van haar vriendje niet kwamen. Het was spannend, maar als hij met zijn handen alweer de deur uit was, voelde ze die nog. En ze voelde zich vies.

Het duurde nog even dat Jeanette kleindochter speelde, en Opa Leo grootvader - maar dan met de handjes alom. Ze walgde eerst van zichzelf. Waarom kon ze Opa niet een klap in het gezicht geven en zich uit zijn gulzige greep losmaken? Ze maakte het uit met haar vriendje, die ze geen verklaring gaf waar hij iets mee kon. Ze maakte ruzie met haar ouders op de ochtenden van de middag dat Opa zou komen - niet dat ze vertelde wat Opa deed, nee, ze vond wel iets anders om het onmogelijke verwende nest mee uit te hangen. Ze kon nog gewoon lief doen tegen haar moeder, maar haar vader en haar broertje, op hen reageerde ze zich af. Neef Rico, haar eeuwige speelkameraad, die in de buurt woonde, nog geen jaar jonger was dan zijzelf, die kon ze ook niet meer zien.

Zodra ze de Havo had afgemaakt, ging ze het huis uit. Ze kreeg een bescheiden beurs om naar de Mode-academie te gaan, hier in de stad; een afdeling van de kunstacademie. Ze ging met een vriendin op kamers. Natuurlijk lieten haar ouders haar gaan en komen. Vader Joop werd weer somberder. Hij was een wrak op het moment dat Jeanette geboren was. Door haar speelse levendigheid ontwaakte hij uit de doodse onbewogenheid die over hem hing sinds het heengaan van zijn broer Lennaart, die hij uit de hel had teruggehaald, over wie hij had gewaakt, en die hij niet kon redden, toen die uitteerde en wegkwijnde en het leven liet door die geniepige ziekte. Jeanette was het die de sluimerende krachten weer wakker riep uit Joops gesloopte gestel.

En nu was het weer Jeanettes chagrijn, en tenslotte haar vertrek, wat Joops somberheid weer aanjoeg. Jeanettes oma, Janneke, naar wie ze vernoemd was, fungeerde als bron om haar dorst naar textiel bij te stillen. Alle ontwerpen die Jeanette liet passeren, vergden enorme lengtes aan stof, waarvan gerust negentiende nutteloos weer in een mand verdween, en het zou flink wat van haar studietoelage opslokken als niet Oma al dat weefsel gedwee zou leveren. Hoe teleurgesteld Oma ook kon zijn, wanneer Jeanette weer niet voor theetijd en koffietijd zou blijven, wanneer Opa weer thuiskwam van de fabriek.

Maar op een goede dag zei Oma Janneke, na weer een middag met haar tussen de lapjes te hebben doorgebracht, en Jeanette alweer aanstalten maakte: “Lieve kind, ik zit hier de verdere middag en avond alleen. Opa komt niet meer. Hij zal hier nooit meer komen. En ik hoop dat jij blijft komen - en dat je nu, en vaker, hier blijft. We hebben een hoop stof samen - stof om te vermaken, en gespreksstof.” Janneke had hem de deur uitgewerkt. Ze had een scheiding aangevraagd. Dat hij zich aan haar kleindochter had vergrepen, wist ze niet en ze wilde het niet weten, ze wist genoeg van wat de schuinsmarcheerder elders had uitgevreten om zich haar hele huwelijk te betreuren. 

Dat Opa bij Oma weg was, dat was een bevrijding, voor Oma en voor Jeanette. Er was wel een nadeel. Hiermee was de connectie met de textielfabriek ook verbroken. En de aanvoer van het textiel stokte alras. Jeanette had geen bijbaantje, en de studietoelage stelde niet zoveel voor. Er was één manier om de stroom gratis stof weer te laten aanzwellen. Ze zocht Opa weer op.