terug naar index

naar Hooglanders - 1 Man

naar Hooglanders - 2 Zoon

naar Hooglanders - 4 Schoondochter

naar Hooglanders - 5 Kleindochter

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

 

Hooglanders - 3
De koude kant

“Sukkel! Nou is ze weer weg!” Sander, Joop en nog een paar jongens stonden bij het hek van de school. Diana en een paar vriendinnen waren de poort uit geparadeerd, en zij zouden zich hier voor komende maandag zeker niet meer vertonen. Weer een weekend zonder vooruitzicht op een blik van haar in Joops richting. Sander stookte het vuurtje voortdurend op. Joop had al geen hoop meer; Diana was buiten zijn bereik. In elk geval wat betreft statuur. Diana had een zeker je-ne-sais-quoi. En ze had een Franse vader.

Praktisch gezien was Diana prima te bereiken voor Joop. Ze zaten allebei op school in Amersfoort, begin jaren tachtig, en Joop woonde in Hoogland. Diana woonde nog iets verderop, in Bunschoten. Dat betekent dat ze, op weg van school naar huis, ongeveer langs Joops huis moest. Toen ze nog in de brugklas zaten, is het meerdere keren voorgekomen dat ze samen naar huis fietsten. Een paar keer is ze mee naar binnen geweest bij Joop thuis. Janneke, Joops moeder, was dol op haar. De dochter die ze zelf nooit had, zo bekeek ze haar, ook al had Diana meer klasse dan ooit in de familie van Janneke voor had kunnen komen. Ze kwam dus uit Bunschoten, maar denk niet dat haar vader of haar ooms ooit op een botter in de Zuiderzee aan visnetten hebben staan trekken. Het was of Diana uit de lucht was komen vallen. Zo omvangrijk als Joop was, kon Diana nog net langs Joop heen kijken, en zo zag zij daar zijn broer Lennaart staan. Lennaart was ook uit een koekoeksnest afkomstig. Ze herkenden elkaar.

Eén generatie, ruim een kwart eeuw daarvoor. De oorlog loopt op zijn eind, en De Gelderse Vallei vormt de frontlijn voor de Vesting Holland, die nu juist het laatste bastion van de Duitse bezetter is. Op 7 april, minder dan een maand voor de capitulatie, wordt de Franse geallieerde gevechtspiloot Francis Delery in zijn Spitfire geraakt door vuur van de FLAK bij Hilversum, en hij stort neer bij Bunschoten, in een weiland ten westen van het dorp. Het zal een paar dagen duren voordat zijn vrouw en zijn ouders het horen.

De vloed was opgekomen aan de grillige, stenige kust van Bretagne vlakbij het dorpje Plounez. En het tij keert weer. De zee trekt zich een halve kilometer terug, de brede strook modder geurt terwijl die opdroogt, en de vrucht in de buik van zijn weduwe groeit. Bretagne was al eerder bevrijd, de feesten waren aan de gang terwijl Stephanie Delery alleen thuis zat met een groeiende buik, bedrukt om het onzekere lot van haar man.

Raoul is in een bevrijd en inmiddels uitgefeest land ter wereld gekomen. Hij wordt gezoogd door een treurende moeder, en brengt zijn jeugd alleen met haar door in het stille dorpje. Haar man heeft het huis verlaten, is in een straaljager met grote snelheid vertrokken; hij zal niet terugkomen en daarmee is het wat haar betreft afgedaan. Andere kinderen in Bretagne hebben vaders. Een enkele daarvan is teruggekeerd van de oorlog, maar de rest van de mannen is afzijdig gebleven, is vader geweest, bij moeder gebleven, of niet bij moeder gebleven, zijn ondergegaan in de geschiedenis. Voor Raoul is zijn vader een onbezongen held. Hij werd neergeschoten, dat was zijn fout, maar hij heeft de oorlog gewonnen, hij heeft de wereld bevrijd. Raoul loopt zijn sporen na, en waar hij ze vindt, daar zal hij blijven toeven.

Van de stenige, van distels vergeven Bretonse kuststreek, omgeven door stinkende modderige stranden, komt Raoul terecht in het Eemland: één vredige uitgestrekte groene vlakte, ordelijk door sloten doorsneden. De nijvere vissers, handelaren en boeren in de kaarsrechte dorpsstraten, hij sluit ze in zijn hart. Raoul neemt intrek in het enige pension in Bunschoten, en betaalt een paar maanden vooruit. Hij had bij zijn moeder zijn deel van de toelage opgeëist, en dat zou hij besteden aan de zoektocht naar zijn vader.

Hij vindt het graf van zijn vader, en het is leeg. Nadat alle Franse oorlogsslachtoffers in 1949 werden gerepatrieerd, heeft men in Nederland de graven leeg laten staan, als eerbewijs. Natuurlijk heeft hij het nieuwe graf in Bretagne meermaals bezocht. Toch betekent dit Nederlandse graf meer voor hem. Hier heeft zijn vader nog in gelegen, misschien verminkt, maar nog onaangedaan door de tijd. Raoul zal het lege graf vullen met zijn gedachten, zo neemt hij zich plechtig voor. Hij zal tenminste een half jaar in Bunschoten blijven. Hij bezoekt de school, en vraagt of men daar iemand kent die Frans spreekt en die hem Nederlands wil leren, elke dag een uur.

Raoul wordt een vertrouwde verschijning in het dorp. Goedmoedig als hij is, groet hij een ieder die hem een blik waardig gunt. Hij is een rijzige jongen met een stoere kop. Hij kan de foto’s van zijn gesneuvelde vader uittekenen, en de gelijkenis is niet te missen. Meisjes in het dorp leren hem kennen; ze vinden het nog moeilijk om met hem te praten, maar ze vertellen zijn verhaal aan elkaar door, en iedereen wil hem een keer zien. Eens in de drie weken is er in het dorpshuis een gezellige avond voor publiek, en elke keer wordt er weer iets heel anders georganiseerd – zo lang het de organisatie althans lukt om weer iets te bedenken, en vaak zijn het saaie lezingen van een intellectueel uit de buurt of iemand die gewoon over zijn beroep komt vertellen. Raoul is ook gevraagd voor een avond. Het zaaltje zit bomvol. Een jonge vrouw interviewt hem; ze proberen het in het Nederlands, en als hij de vraag niet begrijpt gaat het interview even door in het Frans, en de presentatrice vertaalt vervolgens het antwoord voor het publiek. Ze horen waar hij vandaan komt, nauwlijks een dag reizen, maar zo anders dan hier, ruig, geheimzinnig. En hij heeft zijn vader een paar honderd meter hiervandaan verloren voor de vrijheid en welvaart van onze streek. Het Eemland is zo uitgestrekt en strak als een biljartlaken. Als iemand daarboven uitsteekt, wordt hij overal door iedereen gezien.

Raoul kijkt zijn ogen uit bij de groepjes oudere vrouwen in het dorp die in klederdracht lopen: de strakke witte kapjes om het hoofd, met de uitstekende punten aan weerszijden onderaan. Ook in sommige plekken in Bretagne bestaat nog klederdracht, en die wijkt niet veel af van de Bunschoter variant. Het sterkt hem in het geloof dat uiteindelijk alle Europese volken toch één zijn; de verschillen vallen in het niet bij de overeenkomsten.

Aaltje Koelewijn was een vissersdochter. Een paar keer per week ging haar vader scheep in Spakenburg. De tijden waren veranderd. De Zuiderzee was niet langer het viswater; het IJsselmeer, zoals het sinds kort heette, was voortaan aan ondernemende boeren toegewezen. Als je bij Spakenburg op de rede op het verste punt stond, kon je in de verte de Knardijk zien liggen; daarachter lag een enorme nieuwe polder. Sommig land lag nog braak, maar bij veel nieuwe boeren was de eerste oogst al binnen. Het zou niet lang duren of je zou maar een paar kilometer uit de kust een nieuwe dijk zien verrijzen, met daarachter nog meer drooggevallen voormalige visgronden. Zelfs op de Noordzee, waarnaartoe men voortaan uitvoer, was voor vader Koelewijn op den duur geen werk meer. Hij wilde wel veranderen, maar hoe hij ook zijn best deed, hij werd uiteindelijk overal weer afgedankt. Het kwam zover dat hij werk vond bij de aanleg van, inderdaad, de dijk voor Zuidelijk Flevoland. Maar de dijk was nog niet voltooid, of vader Koelewijn had alweer zijn congé gekregen. Hij had nogal wat noten op zijn zang, en hij had vaak wel een punt, maar het probleem was dat hij daar meer werk van maakte dan het werk zelf waarvoor hij betaald werd. Leidinggevenden kregen over het algemeen snel genoeg van de querulant die de kantjes eraf liep.

Dit zal Aaltje niet overkomen, zo heeft zij zelf bepaald. Als ik maar zelf de baas ben, zal ik niet door een baas worden afgedankt. Aaltje had net als veel tienerdochters een onstilbare honger naar textiel. Ze had een lichtelijk afwijkende kledingsmaak, en daarmee viel ze wel op. Ze had gewoon stijl, daar kwam het zo’n beetje op neer. Aaltje had onderzoek gedaan; ze had allerlei kledingzaken afgelopen, in de dorpen en in de steden, tot in Amsterdam aan toe, op zoek naar iets waar ze zelfstandig zou kunnen werken. Naarstig onderzoek, en toch leek het haar nog in de schoot te vallen: in Amersfoort, de haar zo vertrouwde stad, die ze praktisch leegwinkelde, daar vond ze een kledingzaak waarvan de eigenaar een weduwe op hoge leeftijd was die geen erfgenaam had voor haar zaak. Ze legde het aan met de vrouw en kreeg voor elkaar dat ze er kon gaan werken als verkoopster. En vanuit die basis werkte ze verder.

Natuurlijk kende Aaltje Raoul wel. Zij was niet een meisje dat snel verliefd werd; dat liet ze aan de jongens over. Ze herkende in hem wel de gretigheid om terrein te verkennen. Ze kon blijven luisteren naar dat grappige, wat gemankeerde Nederlands van hem. Ze hingen veel samen rond. Dat was in Bunschoten niet zo’n goed idee. Vanonder de witte kapjes met de omlaagstekende punten letten de vissersvrouwen goed op wat er in het dorp gebeurde. Over vader Koelewijn hadden ze hun oordeel klaar. En over zijn dochter hadden ze al wel bedenkingen. De Fransman was sowieso niet te vertrouwen. En uiteindelijk hadden ze daar wel een punt. Hun kwalijkste verdenkingen kwamen uit.

Aaltje wilde iets zien wat Raoul uit Bretagne had meegenomen. Ze was met hem meegekomen naar de kamer bij de hospita waar hij woonde. En ineens ontstond er iets tussen hen, terwijl ze de foto van het wrak van de Spitfire bekeken. Ze besprongen elkaar en het was zo gepiept. En Aaltje raakte niet meer ongesteld. Ze bleef werken in de kledingzaak. De oude eigenares liet haar al wel helemaal begaan in de zaak, en Aaltje nam zelf een meisje aan om in de winkel te staan, zodat ze rustig kon bevallen. Aaltje woonde nog thuis, maar ze speelde daar altijd al min of meer de baas. Aaltje en Raoul trouwden, daar was echt niet aan te ontkomen, Raoul was gelukkig, Aaltje hoefde niet haar hele leven met Raoul te blijven, maar op dat moment beschouwde ze het aankomende moederschap als een project, en het huwelijk was een juridische bijkomstigheid.

Het werd een meisje. Ze noemden haar Diana. Ze werd iets te vroeg geboren. Bij Diana ging alles sneller dan bij anderen, en werd er veel geïmproviseerd. Allerlei dingen gingen mis, of gingen net niet mis. Haar opa, de Franse straaljagerpiloot, stortte nog kinderloos dood neer. Het leven van haar vader was een ongeluk of een wonder; hij was het leven ingevallen of ingesprongen; hij was niet buitenbaarmoederlijk, maar gewoon in een andere luchtlaag verwekt. Diana was evenmin het product van enige gezinsplanning. Jaren later zou iedereen haar van een afstandje met open mond blijven aanstaren, ook al was ze niet de bedoeling geweest.

 

 

 

ga door naar de volgende aflevering, de Schoondochter