terug naar index

naar Hooglanders - 1 Man

naar Hooglanders - 3 De koude kant

naar Hooglanders - 4 Schoondochter

naar Hooglanders - 5 Kleindochter

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

 

Hooglanders - 2
Zoon

“Zit je weer te prutsen?” vroeg zijn moeder, half verstoord, maar ook wat vertederd. Ze had het niet gevraagd, ze bracht de auto net zo lief gewoon naar de dealer, maar hij kon het niet laten. In de jaren tachtig kon je tenminste nog zelf iets doen aan je tweedehands auto, een lekkende remleiding fiksen, bijvoorbeeld. Zijn vader had hem allang naar de garage van een maatje van hem laten brengen. Die bemoeizucht van zijn vader, de alleskunner, daar had hij het wel een beetje mee gehad.

Had Pa zich maar meer bemoeid met Lennaart. Joop was zelf de trouw en toeverlaat geweest van zijn iets oudere broer, toen die worstelde in zijn tienerjaren. Lennie kon niet goed opschieten met de andere jongens op school. Lennie had geen succes bij de meisjes. Wat wil je, Len was niet geïnteresseerd in meisjes. Het had wel lang geduurd voor het eruit kwam. Intussen hing Lennaart rond in café’s in de stad waar Joop zich niet vertoonde. Vanaf een zeker moment was Amersfoort hem niet meer gezellig genoeg, en stapte hij elk weekend in de trein naar Amsterdam.

Joop was duidelijk de gezonde zoon van de twee. Stevige gozer, grote bek als het moest, sportief, zat op voetbal, trainde ook nog met gewichten. Lennaart zat een klas hoger op de havo. Hij werd regelmatig gepest. Als het in de klas gebeurde, dan onttrok zich dat aan het wakend oog van Joop, maar op het schoolplein had hij het in de gaten, en dan sloeg hij erop los. Hij heeft daarvoor vaker bij de rector moeten komen, en die begreep het wel. Tja, een bruut met losse handen op school, dat kon niet. Maar zijn ouders zouden het voor hem opnemen, wist de rector.

Joop had ook nog wel wat anders aan zijn hoofd. Hij was ook maar gewoon jong. Hij was al een tijdje verliefd op de beeldschone Diana, een klasgenote van Lennaart. Diana was artistiek, dat kon je wel zien, ze ontwierp en maakte haar kleding zelf. Wat moest Joop nou? Diana was buiten zijn league. Joop was een wereldgozer, maar Diana viel voor interessante, lichtelijk gekwelde types. Diana was goddomme verliefd geworden op Lennaart! Op een bepaalde manier was Joop blij dat de Amersfoortse jeugd van die lichting in het examenjaar 1984 explodeerde. Diana en Lennaart sprongen allebei een andere kant op. Diana bleef in Amersfoort, ging daar op de kunstacademie, Lennaart ging zo ongeveer in rook op.

Eén grote klerezooi, zou je zeggen. Nu verlangt Joop terug naar die tijd, de tijd dat hij nog overzicht had. Nu is alles hem boven het hoofd gegroeid; hij heeft er geen vat meer op. En zijn broer, die ongelooflijke onverantwoorde breekbare schat, die is er geweest. Lennaart ging op kamers in de stad, en dan hebben we het niet over Amersfoort. Hij had het havo-examen niet gehaald. In het grote ouderlijke huis in Hoogland, daar zag je hem nooit meer. Hij was deel gaan uitmaken van de Amsterdamse homo-scene, dat hing bij elkaar rond, raakte verslaafd aan de speed, nog iets later, en veel erger, aan de coke, en neukte rond. Joop was als de dood dat zijn broer besmet zou raken aan dat waar iedereen in de scene aan besmet raakte in die tijd. Bij bosjes vielen ze om. Lennaart had gebroken met zijn familie, wat wil je, Pa die had hem zo ongeveer uitgespuugd als een bedorven vrucht. Ma die totaal wanhopig was, niet wist waar ze het moest zoeken, waar ze hem moest zoeken. Lennaart was verhuisd van de Bijlmer naar een zoldertje in de buurt van de vermaledijde Halvemaanssteeg, maar hij had zijn familie geen verhuisbericht gestuurd.

Joop kon het verdriet van zijn ouders niet meer verdragen; zelf dacht hij nog, "laat Lennie zich uitleven, hij meldt zich in een paar weken wel weer." Maar tenslotte trok Joop in een hotel aan het Rembrandtplein, en nam hij rustig de tijd om de binnenstad uit te kammen. De tweede de dag had hij hem gevonden, Lennaart zag eruit als een verzopen kat, maar hij wilde niet mee. Joop gaf hem geen keus, hij zette hem in de auto, sloot van binnen en buiten de portieren, leverde hem thuis af, en week een tijdlang niet van zijn zijde. Joop had wat van het spul gekocht, en als zijn broer het echt niet meer hield, gaf hij hem wat, en toen het op was, moest Lennie er maar doorheen.

Lennaart had wel charme. Hij was wel wat tenger, en hij was geaffecteerd, maar hij kon praten als Brugman. Er school in hem een geweldige verkoper. En hij wist alles van textiel en kleding. Toen hij in zijn jeugd door zijn moeder altijd geparkeerd werd in het confectiebedrijf waar zijn ouders werkten, heeft hij kennelijk toch goed opgelet. Hij wist alles van stoffen en naaien. Het was niet te voorkomen dat hij weer eens naar de stad toog, maar hij had op zeker moment wel genoeg van het cruisen. Hij ging een vakopleiding textiel doen, en hij ging in Amersfoort in een kledingzaak staan.

“Waarom kom je niet gewoon in mijn zaak werken?” vroeg Leo hem wel eens. Natuurlijk antwoordde Lennaart dan weer met “Jouw zaak? Het is helemaal niet jouw zaak. Je bent ook maar een gewone werknemer daar! Je kan me helemaal niet aannemen.” Die grote bek, die had die van dezelfde, van zijn vader. Maar hij had nog wat anders van zijn vader. Lennaart was zijn wilde jaren ontgroeid, hij was de aids ontsprongen, hij was het textiel ingegroeid. Hij had zelfvertrouwen gekregen in het werk, verdiende goed, had geen partner nodig. En natuurlijk al helemaal geen vrouw.

Diana had gezelligheid aan Lennaart, maar ze had geen man aan hem. Diana heeft goed rondgekeken, ze kon mannen krijgen bij de vleet, maar niemand was zo vasthoudend als Joop. En niemand was zo betrouwbaar. Joop had geluk, maar hij had er ook voor gewerkt.

Lennaart had geen geluk. Hij kreeg Alpha-1. De eerste letter van het Griekse alfabet, en daarbij: nummer één. Maar het is het laatste wat je wilt hebben. Als je het hebt, is het ook het laatste wat je had, en dan is het met je gedaan. Joop, de gewone jongen, de rots in de branding, werd uiteindelijk beloond voor zijn enorme hart. Zijn godin van de jacht, Diana, straalde aan zijn hemel, en schonk hem nóg zo’n schoonheid: dochter Jeanette.

Er waren twee plagen in de familie waar je aan had te ontsnappen, wat niet iedereen lukte. Voor sommigen was het de familieziekte Alpha-1. Voor Jeanette was het, toen ze op haar veertiende jaar haar grootste bekoorlijkheid had bereikt: de handen van Leo.

 

 

ga door naar de volgende aflevering, De koude kant