terug naar index

naar Hooglanders - 1 Man

naar Hooglanders - 2 Zoon

 

naar Hooglanders - 3 De koude kant

 

naar Hooglanders - 5 Kleindochter

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

 

Hooglanders - 4
De schoondochter

“Alles komt uit de lucht vallen”, zo ervoer Raoul het bestaan. Zijn vader, Francis Delery, kwam uit de lucht vallen, maar die viel daarbij dood neer. Intussen was hijzelf bij zijn moeder Stephanie, als door een wonder, in de buik terechtgekomen. Zijn vader viel neer in Holland, en met hem kwam Raoul via een omweg ook in Holland terecht. Aaltje is hem vervolgens in de schoot gevallen. Raoul was koud in Nederland, hij had nog niet aan kinderen gedacht, en ineens was Aaltje in verwachting. Het was of ook het kind, Diana, uit de lucht kwam vallen.

Raoul, toch al zonnig van karakter, kon zijn geluk niet op. Hij paste veel op het kind, terwijl Aaltje hele dagen in haar modezaak in de stad stond. Diana leerde net zo goed Frans spreken als Nederlands, en verder ging ze gewoon op haar zesde naar de basisschool in Bunschoten. Raoul en Aaltje kregen een nieuwbouwwoning in een nieuwe wijk, buiten het oude dorp. Raoul was dan wel uit de lucht gevallen, maar hij wilde ook wel weer terug de lucht in. Hij wist alles van de vliegtuigen waarin zijn vader, de overige Franse luchtmacht, en daarbij ook de Engelse en de Nederlandse luchtmacht de hemel hadden bevolkt. Raoul fietste de hele oostkant van de provincie Utrecht af en kamde het Gooi uit. Hij verdiende wat geld met Franse les aan de hoogste klas van de basisschool. Op zijn fietstochten kwam hij langs de vliegschool op het vliegveld van Hilversum. Daar vond hij eenvoudig werk als algemeen technisch medewerker, en hij betaalde met zijn werk om daar vliegles te krijgen. Alles kwam uit de lucht vallen, en hij steeg op zijn beurt weer op in de lucht.

Diana groeide op zonder haar ouders veel te zien. Haar moeder stuwde haar modezaak verder in de wereld op. Haar vader kwam ook hogerop, in letterlijke zin. Er waren veel ooms en tantes in de familie Koelewijn die wel op Diana wilden passen. Iedereen die het engeltje Diana zag, die wilde haar zo lang mogelijk bij zich houden, zo mooi en lief als ze was. Toen ze veertien was, kon ze niet meer toe met het zakgeld dat ze kreeg. Ze kon in haar moeders winkel gaan staan, dan ving ze meer. Uiteindelijk stond ze vaker in de winkel dan haar moeder, die wilde ondernemen in de textielgroothandel en de modewereld. Aaltje kon heel aardig ontwerpen, en haar ontwerpen kon ze laten uitvoeren bij connecties van haar. Ze nam Diana wel eens mee naar modeshows. Diana leerde knippen en naaien. En gaandeweg zag Diana af van de raderbladen die haar moeder haar toeschoof. Ze kon wel wat hippers bedenken.

De jaren tachtig braken aan, de mode werd nog flitsender en directer, jongensachtiger ook. Diana had wel stijl, en ze had ideeën. Maar intussen had ze ook school en veel huiswerk, en veel afleiding van andere meiden en inmiddels ook veel jongens die om haar heen hingen. En ze had ook niet heel veel zin om braaf te zijn en aan de toekomst te denken. In de buurt van de middelbare school in Amersfoort dook ze wel eens met een jongen een nauwe steeg in om eens goed te zoenen. De eerste met wie ze zoende, was Lennaart geweest. Ze vond hem interessant, hij was slim, en ze had een subtiel woordeloos contact met hem. Maar Lennaart was verward. Hij vond het leuk om met Diana te zijn, maar niet omdat ze een meisje was, ook al was ze het stuk van de school. Het was bijna beledigend voor Diana dat hij niet op haar viel. Toen, in de derde, wist ze nog niet dat hij eigenlijk op jongens viel, en waarschijnlijk wilde hij dat nog niet voor zichzelf toegeven. Verder was ze met Tjeerd geweest. En met Hugo had ze ook iets gehad.

En Joop, Lennaarts jongere broer, kende ze al lang; sinds de brugklas zaten ze bij elkaar in de klas. Met hem fietste ze al vaak mee terug naar het dorp toen ze nog in de brugklas zat. Joop, bijna twee meter lang, en stevig gebouwd, leek veel volwassener dan de meer modieuze jongens op school, maar hij was niet zo'n vlotte prater. Hij was ontzettend goed met zijn handen. Hij mocht nog maar net brommerrijden, maar hij had in de tuin al een tweedehands auto waar hij soms al in rondreed. Hij knutselde er veel aan. Nu zag ze Joop niet echt meer staan; hij was toch haar type niet, en veel andere jongens waren veel knapper en vlotter. Maar Joop begon haar juist steeds leuker te vinden. Dat was een beetje lastig. Ze was een van de populairste meiden op school, en van jongens verwachtte ze niet anders dan dat ze haar enorm veel lol konden bezorgen.

De maskers van papier-maché die Hugo, Peter en Aimée hebben gemaakt, lijken helemaal nergens op. Als je ze al op kon zetten, je zou er niets doorheen zien, en aan niets was te zien dat er een gezicht achter kon zitten. Die van Diana, Marije, Tjeerd en Simon, die kon je nog thuisbrengen, en je kon ze opzetten, maar de kleuren en vormen waren net zo weird. De maskers van Sander, Anton, Joop en van Anneke, die zaten tenminste goed in elkaar: je kon ze opzetten, erdoorheen kijken, en ze vielen niet meteen weer af. De leraar handenarbeid wilde de resultaten bespreken, maar dat viel niet mee, want de eerste twee drietallen gingen elkaar bekogelen met van nog natte lijm doortrokken papier-maché. Vervolgens kreeg ongeveer hetzelfde groepje de slappe lach, en toen ze daar eenmaal van bekomen waren, ging de bel.

De donderdag daarop gaf de handarbeidleraar een groepsopdracht waarbij hij zichzelf een deel van de les kon vrijmaken voor een paar gesprekjes. Thijs, de leraar, riep als laatste Diana bij zich. “Wat heb ik nou weer gedaan?” vroeg ze, balsturig, maar ook enigszins schuldbewust. “Lieve schat,” zegt Thijs, op zijn meest relaxte toon, “wat je hier in de les doet, dat maakt me helemaal niks uit. Dat jullie open potjes Oostindische inkt naar elkaar overgooien, over mijn hoofd heen nog wel, daar zit ik niet mee, daar lach ik om. Ik geniet het meest van mijn les als jullie het ook leuk hebben, dat weet je toch? Dat alle tafels en de vloer hier eruitzien als druipdoeken van Jackson Pollock door jullie gedonderjaag, daar zul je mij niet over horen. Leef je maar uit.” Vervolgens bleef Thijs stil voor zich uit kijken. Diana werd onrustig. “Maar wat is er dan? Waarom laat je me bij je komen?” “Er is iets wat je níét doet.” Hij zweeg weer. Diana begon zich al een beetje schuldig te voelen. “Uitblinken. Dat is wat je te doen staat. Jij wou toch naar de Kunstacademie? Jij wou toch mode-ontwerpster worden? Je mag wel blij zijn. Jij wéét tenminste wat je wil. En dan ben je toevallig ook nog eens goed in wat je wil doen. Nou moet je het alleen nog dóén.”

Diana had wel ideeën. Ze durfde er alleen niet voor uit te komen. Ze was bang door de groep te worden uitgestoten. Ze was al de mooiste; iedereen stak flets bij haar af, ook de hippe meiden met de lekkere slanke lijven. Dan ook nog eens uitsloven om de creatiefste te zijn? Ze moest wel werkstukken laten zien om toegelaten te worden. “Okee, Thijs, ik ga vanavond drie ideeën bedenken voor de toelatingsselectie. Volgende les leg ik je die voor, en dan wil ik weten wat je ervan denkt, okee?” Thijs bleef weer even stil. “Was er nog wat?” “Nee, niks. Ik hoef alleen nog maar een vette zoen van je.” Sluw lachend hing Thijs tegen de binnenkant van de gesloten deur van zijn hok, buiten het zicht van de klas. Diana liep op hem af, legde haar mond op de zijne, en kuste hem, langzaam en teder. Thijs maakte de deur vrij, en Diana stapte naar buiten. De rest van de klas keek niet op, had niets in de gaten. Of was er toch niet één die opkeek? Was het Joop? God, wat erg…

Een andere schooldag, een vrijdag. Het is half vier. Joop stond al met zijn fiets bij het hek voor de school. Hij kon ook met de brommer naar school, maar hij hield er rekening mee dat Diana tot Hoogland met hem opfietste. Diana, Simon en Tjeerd zaten nog met zijn drieën thee te drinken in de aula. Ze hadden nog lang geen zin om de stad uit te fietsen, naar dat saaie Hoogland of het zo mogelijk nog vervelendere Bunschoten, waar Diana helemaal heen moest. “Je kan wel bij mij achterop de Puch,” zei Tjeerd. “alleen ga ik zometeen nog wel even naar de coffeeshop.” Diana hing graag rond met die jongens; Joop niet. Hij vond ze te bijdehand. Joop droop af, op de fiets naar Hoogland. Diana ging met Tjeerd mee naar de coffeeshop waar ze samen wat kochten en meteen wat blowden. Dat was al niet de eerste keer. Tjeerd trof nog wat vrienden, Diana was te ver heen om nog terug naar huis te willen.

Raoul en Aaltje interesseerde het niet zo hoe laat ze thuiskwam en wat ze deed. Ze hadden zo hun bezigheden, waar ze helemaal in opgingen. Raoul bleef wel eens slapen op het vliegveld, en Aaltje was weer op handelsreis in het buitenland.

Tjeerd trof in de coffeeshop in Amersfoort nog een vriend die inmiddels in Amsterdam woonde; hij was degene die in Amersfoort vaak stuff verkocht. Die vroeg of ze zin hadden om nog met hem mee te gaan naar de Roxy in Amsterdam. Natuurlijk gingen ze mee, wat maakte het uit. Onderweg naar het station aten ze wat in een snackbar. In Amsterdam gingen ze eerst nog langs een aantal café’s in de Jordaan. Het was nog veel te vroeg voor de Roxy. Die dealer, Boris heette die, hij was al wel wat ouder dan Diana en Tjeerd. Hij sprak Nederlands met een accent; hij stelde zich voor als ‘Baríís’. Diana had nog nooit een Rus ontmoet. Tjeerd en Diana gingen ’s avonds mee naar de Roxy, bij Boris in de auto. Behalve wat stuff, namen ze ook nog wat pilletjes. Diana had niet echt een helder idee van de werkende bestanddelen van het pilletje, maar ja, wat kon haar gebeuren. Ze was in gezelschap van Tjeerd en Boris. De muziek was helemaal te gek, en iedereen danste als een bezetene. Je vergat de rest van de wereld als je eenmaal zo een uur of langer jezelf helemaal liet gaan, middenin de deinende massa, met alleen maar hallucinerend stroboscooplicht. Ze vergat dus ook Tjeerd. Ze had hem misschien al een half uur niet meer gezien.

Het kon zijn dat Diana in haar roes nu en dan een dansende gozer beetpakte, of dat ze zelf werd beetgepakt. Boris zat met een andere kerel aan een tafeltje ergens te drinken. Die andere kerel keek zijn ogen uit naar Diana. Boris zei dat Tjeerd al vertrokken was. Boris zei: “Je kan bij mij blijven slapen. We gaan nu naar mijn huis.” Ze stonden op, Diana ging maar mee, en die andere man liep ook mee. Hij had zich niet voorgesteld, hij sprak waarschijnlijk geen Nederlands, en hij bleef maar naar haar kijken. Hij wees een keer naar haar en zei of vroeg aan Boris, voor zover ze iets kon opvangen, “A ja magoe spatj sneej?” en “Malledjets!” Die Rus gaf zijn gewezen landgenoot een paar bankbiljetten, heel terloops, die Boris snel in zijn achterzak stak. “Waar zijn we nu?” vroeg Diana. “O, maak niet aut,” zei Boris. “morgen je kan gewoon gaan naar haus, dan je neemt maar tram en trein.” Diana was behoorlijk duizelig, ze kon niet goed denken, en ze voelde zich raar.

Langs de brede straat in een heel oud deel van de stad zag je alleen nog maar laveloze gasten rondzwabberen, je zag ongure types jachtig voortmaken, voor een afbraakpand zag je een paar magere junkies slapend of stoned tegen de gevel hangen. Ze wist niet zeker of het een goed idee was om met de Russen mee te lopen, maar ze wist hier heg noch steg, ze voelde zich vreemd, niet op haar gemak, een beetje bang. Ze zag een telefooncel, ze rende ernaartoe en ze dacht: ik ga Joop bellen. Ze had haar agenda bij zich en daar stond Joops telefoonnummer ook in. Ze kreeg na een andere slaperige stem Joop aan de lijn. Die vroeg: “Waar zit je?” Diana had geen idee. Joop zei: “Loop naar de dichtstbijzijnde straathoek. Kijk naar het straatbordje van de straat zelf, en van de straat om de hoek.” Diana liep erheen en weer terug, en ze zei: “De Rozengracht, en om de hoek is de Tweede Bloemdwarsstraat.” “Blijf daar! Ik haal je op, en ik ben er over een half uur!” Boris en de raar kijkende man trokken de telefooncel open en trokken haar mee. “En nou jij blijf bij ons, hoor je?!” en hij sleepte haar bij haar capuchon mee achter zich aan. Ze gingen een deur in aan dezelfde brede straat, en daar gingen ze een hoge steile trap op.

Ze kwamen in een wat donkere, groezelige maar tamelijk ruime huiskamer, daar zaten nog een paar mannen, met nog een paar jonge meiden, en daar werd wat gedronken, maar er werd ook stuff gerookt, en er werd poeder gesnoven waarvan Diana wist dat dat cocaïne was, ook al was ze daar zelf nog niet mee in aanraking gekomen. Ze kreeg de indruk dat er niet veel waren die Nederlands spraken. Nu en dan ging een man met een meisje een kamer in, meestal gelijkmoedig, maar soms verzette een meisje zich nog enigszins. Nu was het een kwestie van tijd rekken. Ze zei dat ze eerst iets wilde drinken, een kop koffie, of een glas cola. Ze wilde wel zien dat het ingeschonken werd; ze paste wel op dat ze er niet iets in deden. En het was belangrijk dat ze precies wist hoe de ruimtes met elkaar verbonden waren, en vooral dat ze de trap kon terugvinden. Als ze met een man een kamer inging, hoopte ze dat het een kamer aan de voorkant was, dan zou ze Joop kunnen zien aankomen en hem roepen. De meiden hadden ongeveer Diana’s leeftijd, en ze waren vaak wat minder aantrekkelijk, maar wel sexy. Als er mannen kwamen voor seks, al dan niet betaald, dan zou de kans niet gering zijn dat ze Diana eruit pikten en meenamen. En op zeker moment kwam er een man en die wees Diana aan. Boris hield zich in die ruimte op, en zei tegen Diana dat ze die man moest meenemen, die deur door; helaas niet de deur naar een kamer aan de voorkant. Diana stribbelde tegen, maar Boris opende de deur, liet de man binnengaan, duwde Diana erachteraan en sloot de deur van buiten af. Diana moest de situatie gaan hanteren; ze hield rekening met aanranding en erger, maar speculeerde erop dat de klant niet uit was op geweld, doch veeleer een half uurtje genot in alle rust. Ze was benauwd, maar ze moest haar hoofd erbij houden, en ging in het Engels vragen wat de man fijn vond om te doen, en speelde er andere thema’s doorheen, zoals ‘wat vindt u van Amsterdam?’ om tijd te winnen. ”I like the city, but most of all I like the girls.” Dat werkte nog niet goed genoeg. De man kwam naast haar zitten op de divan.

Het zag er slecht uit voor haar. Joop zou het precieze huis niet kunnen vinden, en zelfs dan zou hij nog niet binnen kunnen komen, tenzij hij toneel zou spelen, maar daar zag ze hem niet voor aan. De man begon aan haar haar te zitten. Diana vroeg of hij geen vrouw had. “Yes, but she is far away and much less pretty than you.” Ze vroeg of hij zijn schoenen niet uit wilde doen, om de zaak nog wat te rekken. Ze deed alsof ze hem uit zijn schoenen ging helpen, in plaats daarvan bond ze de veters van de linker- en de rechterschoen aan elkaar, en stapte vervolgens bij hem vandaan. “Ah, so you like to play games, don’t you? Then it’s my turn now to catch you, and rip you apart!” De man stapte uit zijn schoenen en kwam op Diana af, met zijn handen voor zich gereedgehouden om haar naar de keel te grijpen. Op het moment dat de man zich op haar stort en ze samen op de divan terechtkomen, en hij aan haar kleren begint te sjorren, hoort ze buiten lawaai: alsof een deur aan splinters wordt getrapt, mensen schreeuwen, een vrouw gilt, en dan de stem van Joop: “Diana!!” Nu gaat het snel. Diana maakt zich los uit de greep van de klant, springt naar de deur, maar die is van buiten afgesloten. Ze roept Joop door de deur heen. Er is veel geschreeuw en geluid van vallende meubels, en deuren die worden opengerukt of -getrapt. Tenslotte wordt de deur van de kamer waar zij in zit, opengetrapt, en Joop neemt Diana in haar armen.

Diana valt Joop luid huilend in de armen. De andere meisjes en mogelijke andere klanten hebben zich uit de voeten gemaakt. De wachtkamer is een chaos van omgevallen fauteuils, gebroken glas. Joop moet als een dolle hier tekeer zijn gegaan met het breekijzer dat hij van buiten meegenomen had, waarmee hij zich toegang tot het pand had verschaft. Joop heeft een thermoskan koffie en een thermoskant hete thee in de auto. Hij laat de rugleuning van de stoel naast hem een stuk zakken, en Diana wikkelt zich in een deken op de stoel, bibbert eerst nog wat. Een half uur later rijdt hij het straatje in Bunschoten in. “Ik ben alleen thuis, papa en mama zijn er niet. Wil je niet binnenkomen?” vraagt Diana. “Wil je niets tegen ze zeggen? Anders mag ik nooit meer uit. Ook niet tegen jouw moeder, en tegen Lennaart? O, ik schaam me zo vreselijk. Ik wil niemand meer zien. Heel lang niemand meer zien. Behalve jou, dan.”

Het verdere weekend verstopte Diana zich voor haar familie en vrienden. Ze liet weinig los tegen haar ouders, maar Aaltje en Raoul zagen wel dat er iets gebeurd moest zijn. Ze hielden het erop dat ze een blauwtje had gelopen. Ze begrepen wel dat ze niet op een verklaring moesten aandringen. Tjeerd heeft ze één keer gesproken over het tuig dat hij als zijn vrienden beschouwt, zonder in details te treden, maar dat ze met hem in elk geval niets meer te maken wil hebben. “Het spijt me vreselijk dat ik je in de steek heb gelaten.” Hij meende het hartgrondig.

Het was alsof ze niets meer half deed, en het leek erop dat ze heel duidelijke keuzes maakte als het om mensen ging. Joop zou haar belangrijkste vriend worden. Hij hield haar wel voor dat ze, ondanks wat er gebeurde, tóch haar dromen moest waarmaken, ook al moest ze vaak confrontaties aangaan. Dat deed ze, en ze zou niets meer half doen. Ze kwam snel af met veelbelovende ideeën bij de handenarbeidleraar, voor toelating tot de Kunstacademie. Joop ging ook met een idee naar de zelfde leraar, een tamelijk dwingend idee: nooit meer een vrouwelijke leerling aanraken, en al helemaal niet jeweetwelwie. De rest van de tijd tot het eindexamen fietste ze blijmoedig met Joop mee tot Hoogland, bleef daar vaak even hangen voor de thee, en fietste dan pas verder door naar Bunschoten. Wel nam ze Lennaart in vertrouwen, en hoopte op zijn begrip en troost. Maar het duurde niet lang of zij zou bezorgder om Lennaart zijn dan andersom. Lennaart stortte zich in de stedelijke decadentie zoals een kind op de kermis. Als Diana kon kiezen tussen romantische liefde gevolgd door seks, of een chaperonne om zich heen, dan werd het het laatste. Ze taalde niet meer naar jongens. Ze had een paar goede vriendinnen, en verder trok ze veel met Joop op. Ze ging naar de Kunstacademie, en ontmoette interessante mannen, en ze werd nu en dan verliefd op een student, maar ook een paar van de leraren zag ze wel zitten. Joop had dat ook wel in de gaten. Het leverde wat wroeging op. Als Diana praatte over stijliconen en droomde over een zelf op te richten mode-atelier, dan had ze er weinig aan om dat te delen met Joop. Joop had de MTS afgemaakt, en was bezig een garage op te zetten. Hij was typisch zo iemand die maar het beste aan het werk kon zijn. Als hij een belangrijke en vooral heel moeilijke technische klus had, dan was hij in zijn element. Als hij thuis was, werd hij al snel weer somber. Hoe zal het met Diana gaan? Kan ze het alleen aan? Maar, omgekeerd, als ze met Diana was, dacht hij: verveelt ze zich niet bij mij? Wil ze niet weer gewoon aan de gang in haar atelier? Diana kende het probleem. Op een dag had ze een oplossing voor het probleem: Diana zou een kunstproject opzetten, dat draaide, niet om weefsel, vormen en kleur, maar om techniek. Jammer dat Tinguely haar al voor was geweest. Joop kon het prima vinden met zijn aanstaande schoonvader, de dromerige vliegenier Raoul.

Joop leed ook onder het leed van zijn broer Lennaart, die wanhopig aan de dope was, en hem steeds weer smeerde naar Amsterdam. De goeierd, die een hart voor iedereen had, hij wist inmiddels de weg naar en in de grote stad, waar hij – niet alleen voor zijn geliefde en voor zijn broer – wel vaker naartoe moest rijden, met een breekijzer achterin de koffer, om een dochter van een kennis terug te halen uit de handen van een pooier of leeglopende artiest. Er waren een aantal mensen in het Eemland met tienerkinderen die zijn telefoonnummer in hun adresboekje hadden. Het was alsof het stormde in het leven van Joop. Diana en hij maakten trouwplannen. Maar tegelijk lag Lennaart, die juist de afgelopen paar jaar een nieuw doel in zijn chaotische leven vond, in zijn sterfbed met de longziekte Alpha-1. Het organiseren van de trouwpartij en van Lennaarts begrafenis gingen bijna gelijk op. Er was geen geluk zonder ongeluk. Maar gelukkig gold het omgekeerde ook. En het geluk vermenigvuldigde zich. Diana was in verwachting. Familie, buren en vrienden sloten er weddenschappen over: zou het een jongen worden, en dan ook meteen een reus met een clownskop, of wordt het een meisje met weer zo'n gebeeldhouwd kopje, met de sprankelende ogen en verleidelijke lach? Of diezelfde karakteristieken maar dan met het omgekeerde geslacht? Zeer tot ieders tevredenheid leek het kind uiterlijk geen steek op haar vader, en was ze bijna een kopie van haar ravissante moeder. Joops ingehouden verdriet om zijn overleden broer kwam naar buiten, tegelijk met de vreugde om zijn kind: de kalende reus huilde stil maar onophoudelijk terwijl hij zijn dochtertje in zijn enorme armen met de grauwe dikke vingers ronddroeg. Als eerste vertegenwoordiger van de nieuwe generatie werd ze vernoemd naar haar grootmoeder en haar vader, maar dan met een passende sjieke exotische variant: ze noemden haar Jeanette.

En, nog een paar jaar later, was het of de geschiedenis zich gewoon herhaalde. Het jonge meisje zat voortdurend met een schaartje te knippen in kleurige lapjes, en tekende niets anders dan prinsessen in prachtige kleurige gewaden, en probeerde zelf de kleertjes voor haar poppen te knippen en aan elkaar te knopen.

 

 

 

ga door naar de laatste aflevering, De Kleindochter